Duitsland alleen...

In 2017 en 2017 trok ik voor Knack en Trouw langsheen de Europese buitenrand. Dit waren de belangrijkste haltes: Brussel  |  Hamburg  |  Berlijn  |  Kopenhagen  | Nuuk  |  Kaliningrad  | Baltische Zee  |  Vilnius  |  Riga  |  Tallin  |  Narva   |  Pskov  | Sint-Petersburg  |  Minsk  |  Odessa  |  Kiev  |  Chisinau, Moldavië  |  Transnistrië  |  Boedapest  |  Belgrado  |  Vukovar  |  Bijeljina  |  Srebrenica  |  Sarajevo  |  Pec  |  Pristina  |  Skopje  |  Thessaloniki  |  Egeïsche Zee  |  Istanbul   |  Tyre  |  Baalbek  |  Beiroet   |  Caïro  |  Luxor  |   Bamako  |  Djerba  |  Sidi Bouzid  |  Dougga  |  Tunis  |  Algiers  |  Tanger  |  Aït-Ben-Haddou

HAMBURG – Duitsland is het economische hart van Europa en blijft het goed doen. Het is dan ook niet meteen een evidente keuze om hier te starten. Toch staat ook Duitsland voor een formidabele uitdaging. Het moet er namelijk voor zorgen dat zijn snelle economische groei niet opnieuw leidt tot politieke spanning en angst. Dat op zich is één van de meest intrigerende politieke experimenten van onze tijd. Er trekken misschien geen kolonnes punthelmen meer door Europa, maar de konvooien Duitse vrachtwagens zijn eindeloos en dat weerspiegelt de onevenwichtige relaties met de meeste andere Europese landen. Hoe kijkt Duitsland zelf naar die situatie en wat zal het eraan doen?

Ik sta in Hamburg, de tweede stad van Duitsland. Het is een kruispunt tussen de Noordzee en de Baltische Zee en tussen Scandinavië en West-Europa. Die gunstige ligging verklaart meteen zijn handelsgeschiedenis die geëtaleerd wordt door neogotische pakhuizen en het neorenaissance raadshuis. Dat laatste gebouw is overweldigend. Immensewandschilderingen staan stil bij de kerstening van het gebied door Karel de Grote en het verbond van de Hanzesteden. De imperiale kamer met alkoven in rood marmer, lederen wandbekleding en beschilderde plafond maakte indruk: ook op de Aziatische gasten in mijn gezelschap. Aan de ene zijde symboliseert Amphitrite de kalme Baltische Zee; aan de andere zijn de Poseidon de roerige Noordzee. In het midden van het plafond wappert Fortuna met het stadsvaandel. Zij is omringd met vertegenwoordigers van de verschillende continenten Indianen, Aboriginals en geisha’s. “Hamburg moet van een regionale haven uitgroeien tot teen wereldhaven,” pleitte de burgemeester.

Aanlegsteiger

Hamburg is nu reeds de aanlegsteiger van Midden-Europa. Meer dan zestig procent van de maritieme handel van de Baltische Staten, Denemarken, Polen, Tsjechië, maar ook een flink stuk van de handel van Oostenrijk, Slovakije en Hongarije verloopt via de dokken van Hamburg. “De competitie is hard,” zegt Jens-Erik Wegner. Ik ontmoet hem in de schaduw van het nieuwe concertgebouw, dat als een voorsteven van een glazen schip boven de dokken priemt. Meer dan een miljard kostte het.  “Door de economische crisis is de vraag in Europa stabiel gebleven, maar er zijn nu meer havens die een deel van het aanbod willen leveren. Rondom Middellandse Zee zien we Chinese investeerders. Zij kopen in Slovenië en Griekenland havens om rechtstreeks toegang te verwerven tot Centraal-Europa. Rotterdam en Antwerpen blijven hun containerdokken maar vergroten. Rusland wil met een nagelnieuwe haven een deel van de koek. Het is een wedloop waarbij de belastingbetaler een forse inspanning levert om wegen en dokken te financieren.”

En nu werpt Hamburg zich ook in de strijd, poneer ik. “Zeker, maar wij willen inzetten op uitvoer. Wat wordt er nog gemaakt in de rest van Europa? Onze havenregio bedient ’s werelds grootste autofabrieken: Volkswagen, Mercedes en BMW. Duitse machinebouwers zijn nog steeds dominant in groeilanden als China. Al hun tuigen zijn uniek en die stop je niet zomaar in een container. Het is maatwerk. Ziet u, wij hoeven geen massa’s containers. Wij gaan voor de toegevoegde waarde. Maar als de Chinezen hun schepen dan toch naar hier sturen om machines op te laden, kunnen ze net zo goed vol de haven binnen varen. We gebruiken onze industrie als hefboom in de concurrentie met Rotterdam en Antwerpen.”

Bij het verlaten van het havengebouw krijg ik een map met een kaart. Vanuit Hamburg zie ik groene en blauwe lijnen Europa in schieten. Dat zijn de nieuwe corridors. De Elbe wordt uitgediept opdat de binnenscheepvaart kan op stomen tot in Praag. Betere spoorwegverbindingen moeten de hoogwaardige industrie in Noordrijn-Westfalen een alternatief te bieden voor de Rijnverbinding naar Rotterdam. Ik moet denken aan wat de Franse diplomaat Édouard Drouyn de Lhuys schreef: “Vertrouw nooit een Duitser met een trein. Eerst palmen ze je industrie in en daarna vallen ze je land binnen.” Maar dat was in de negentiende eeuw. In het station staat de hogesnelheidstrein voor Berlijn klaar. De neiging is groot je te laten overweldigen door de Duitse koopmansgeest, maar eens de ICE-trein de buitenwijken van Hamburg achter zich laat, doemt opnieuw een heel ander land op. Het is een zwaarmoedig land met dorpen die op kazernes lijken, eindeloze velden en grijze windturbines die futloos in de loden lucht slaan. Dit is het voormalige Oost-Duitsland, Sovjetland. Na slechts vijftig kilometer treinen, is het gemiddelde inkomen van de bevolking met ruim de helft gedaald.

De Chinezen van Europa

De economische hereniging is verre van voltooid. Na de instorting van de Sovjetunie probeerde Kanselier Helmut Kohl vooral een verschil te maken met financiële steun aan Oost-Duitsland. Toen tien jaar nadien de balans werd opgemaakt, vond Kanselier Gerhard Schröder de werkloosheid alarmerend hoog en besloot hij concurrentiekracht te winnen door de lonen te drukken. Die interne devaluatie gaf een ongelofelijke stimulans en daar bovenop profiteerde de Duitse export ook nog eens van een relatief goedkope euro. Sinds de Schröder-schok van 2003 is de Duitse economie jaarlijks met twee procent gegroeid. Dat is veel in vergelijking met de rest van Europa. Toch ligt het vertrouwen van de Duitse consumenten nog steeds lager dan vijftien jaar geleden. Er zijn weliswaar veel meer Duitsers aan het werk, maar de koopkracht groeide traag, het aantal armen nam fors toe en de productiestijging leidde niet tot meer tevredenheid op het werk.

“Zie jij hier ook maar iets rondom je dat de voorbije twintig jaar is verbeterd? Zelfs de bestrating dateert nog uit de jaren negentig.” Ik kuier met Mila Gremm langs de Hollanderstraat in Berlijn. De auto’s hier evenmin, bedenk ik, want de oude Mercedessen en Volkswagens komen zo uit een aflevering van Derrick gereden. “Het enige waar politici hier op de televisie over debatteerden, was de vertraging die de bouw van de nieuwe luchthaven opliep. Over de gewone mensen geen woord. U heeft mijn appartement gezien. Niet groot. Ik huur het voor 800 euro per maand. Tien jaar geleden was dat nog maar 600 euro. Mijn pensioen is sindsdien amper gestegen. Ik zie dat mijn beide kinderen het moeilijk hebben. Mijn zoon heeft twee kinderen. Hij betrekt net als mij een kleine flat, maar gewoon niet rond met zijn loontje van een makelaarsbureau. Zijn kinderen ziet hij amper. Duitsland sterk? Ik weet het niet. De meeste mensen voelen zich niet sterk maar moe, heel erg moe.” Het gaat tegen zessen. De metro aan de Residenzstraße braakt een stroom zwijgzame forenzen uit. Voor Musik-Cafe Lust borstelt een bonkige kastelein zijn asbakken uit boven de goot. “Een neonazi-hol,” fluistert Mila.

De Duitsers zijn de Chinezen van Europa, flitst me door het hoofd. Net zoals in het geval van China beschouwt de omgeving Duitsland als een economische grootmacht, maar net zoals de Chinezen voelen de meeste Duitsers zich allerminst rijk. Net zoals bij China verwacht de omgeving van dat de Duitsers meer van hun welvaart gaan delen, maar net zoals de Chinezen vinden de meeste Duitsers dat er eerst nog flink wat aan het eigen huis te timmeren valt. Dat wordt toch een erg grote uitdaging voor de Duitse rol in Europa. Duitsland controleert met 15 procent van de Europese bevolking nu reeds 30 procent van de Europese industrie en dat aandeel blijft groeien. Duitsland heeft de voorbije tien jaar 75 procent van alle nieuwe banen in de Europese Unie naar zich toegetrokken. Als het daarmee nog niet in staat is om het vertrouwen van de Duitse bevolking terug te winnen en om het Duitse welbevinden op te krikken, riskeert het de rest van Europa economisch plat te knijpen, met alle politieke spanningen van dien.

Eredivisie

“Duitsland speelt in de wereldwijde eredivisie. We zijn trots op onze industrie. Wij zijn solidair met de andere Europese landen, maar zij zullen hun economie op orde moeten brengen. Wij hebben door de zure appel gebeten.” Aan het woord is Elmar Brok, een zwaargewicht van de regerende partij van Angela Merkel. Tijdens al mijn conversaties met Duitse politici valt het op hoe zij enerzijds het belang van Europa benadrukken maar zich anderzijds nauwelijks kunnen inleven in het feit dat Duitsland een economische veelvraat is. Terwijl giganten als Siemens de vierde industriële revolutie voorbereiden in hoogtechnologische fabrieken zonder mensen, blijven hele legers Duitse lagelonenarbeiders bedrijven als Zalando bevolken in een Europese context waarin de jobs sowieso schaarser worden. Alle politici die ik in Berlijn spreek, reageren geschrokken als ik peil hoe Duitsland zijn vreedzame intenties jegens Europa op lange termijn gaat rijmen met iets wat steeds meer op een economische uitputtingsslag begint te lijken. Als Duitsland alleen in economische eredivisie zou overblijven, Deutschland Allein, zoals ze geloof ik zongen tijdens de wereldcup van 1998, dan betekent dat nieuwe dominantie en komen de oude spanningen terug.

Economie primeert, ook in het Duitse buitenlandbeleid. Daar zien ook de machtige Duitse deelstaten op toe. In Berlijn wedijveren ze met prestigieuze gebouwen. De vetretungen van de grote staten moeten in omvang niet onderdoen voor het buitenlandministerie. Noordrijn-Westfalen liet een nagelnieuw glazen gebouw optrekken; Baden-Württemberg een postmoderne bunker met een eigen hotel. Beieren houdt kantoor in een stadspaleis met een monumentaal atrium, een sterrenrestaurant en een luxueuze bierkelder, gesponsord door Siemens en BMW. In dat restaurant ontmoet ik Walter Koch, een medewerker inzake buitenlands beleid. “De laatste tien jaar waren voor ons bijzonder succesvol, maar de druk is erg groot. We mogen ons niet alleen meten aan Europa. Vooral de Verenigde Staten en China moeten we in de gaten houden: daar komen de grote technologische doorbraken vandaan. Terzelfder tijd moeten we mee bouwen aan het succes van de groeilanden in Azië. Daar zit de toekomst.” Koch beveelt me noedels met een consommé aan, vergezeld van een pot Beiers bier. “Betutteling is uit den boze, of die nu van Berlijn of Brussel komt. We hebben ruimte nodig, veel ruimte.”

Duitsers die over ruimte praten is zo niet nog gevaarlijker dan Duitsers en treinen, scherts is bij mezelf als ik wat later op het voetpad van de Französische Straße sta. Ik wandel de straat uit in de richting van het glinsterende water van de Spree. Daar, in een bescheiden gebouw tussen een grote managementschool en het instituut voor de bouwnijverheid, is het nationale buitenlandministerie gevestigd. Twee diplomaten zijn bereid om anoniem van gedachten te wisselen. Wat vinden zij van de spanning tussen economische ambities van Duitsland en de argwaan die het sinds de crisis van Eurozone bij veel ander Europese landen heeft opgewekt? “Interessant punt,” steekt een van hen van wal, “Wij Duitsers geloven dat we een positieve kracht zijn. We staan voor hard werk, vrede, vrijhandel en de rechtstaat. We hebben het best moeilijk als er andere meningen naar voren worden geschoven, zeker als dat kleine landen betreft die het economisch niet bijster goed doen. Toch zie je meestal dat onze regeringsleiders uiteindelijk water bij de wijn doen. Ze zijn bijzonder voorzichtig en willen tegen elke prijs vermijden dat we als arrogant worden beschouwd.”

Generatiewissel

Ik pols of daar verandering in komt, nu een nieuwe generatie aantreedt die minder voeling heeft met de tweedeling van Duitsland of met de Tweede Wereldoorlog. “Wel,” gaat de diplomaat verder, “Er bestaat reeds een verschil tussen de stijl van Kanselier Merkel, die voor een stuk getekend is door haar jeugd in Oost-Duitsland en de meeste vakministers. Buitenlandminister Sigmar Gabriel en defensieminister Ursula von der Leyen zijn pro-Europees, maar veel zakelijker en gericht op belangen.” Zijn collega beaamt: “Klopt. Kanselier Merkel voert haar beleid een stukje in functie van onze moeilijke geschiedenis. Daarom dat zij in Brussel steeds toegiften doet en spontaan een hand reikte aan vluchtelingen. Veel jonge Duitsers vinden dat we ons die inschikkelijkheid niet altijd kunnen veroorloven en soms zelfs dat andere Europese landen ons historisch schuldgevoel misbruiken. Je mag er zeker van zijn dat de cartoons die onze kanselier tijdens de Eurocrisis als Hitler voorstelden hier als een stomp onder de gordel zijn aangekomen. De liefde jegens Europa is misschien wel wat bekoeld en Duitsland wil sowieso een eigen koers varen, vandaar onze dialogen met landen als China en Rusland. Misschien ergert dat Parijs een beetje.” (Volgende halte: Denemarken)

Screenshot 2020-11-18 at 10.30.49