De Deense droom
In 2017 en 2017 trok ik voor Knack en Trouw langsheen de Europese buitenrand. Dit waren de belangrijkste haltes: Brussel | Hamburg | Berlijn | Kopenhagen | Nuuk | Kaliningrad | Baltische Zee | Vilnius | Riga | Tallin | Narva | Pskov | Sint-Petersburg | Minsk | Odessa | Kiev | Chisinau, Moldavië | Transnistrië | Boedapest | Belgrado | Vukovar | Bijeljina | Srebrenica | Sarajevo | Pec | Pristina | Skopje | Thessaloniki | Egeïsche Zee | Istanbul | Tyre | Baalbek | Beiroet | Caïro | Luxor | Bamako | Djerba | Sidi Bouzid | Dougga | Tunis | Algiers | Tanger | Aït-Ben-Haddou
KOPENHAGEN – Aanvankelijk wilde ik mijn reis langs de rafelrand van Europa aanvatten in Oekraïne of Libië. Daar vind je echte frontlijnen. Maar, bedacht ik me, de strijd die Europa moet leveren, is niet alleen een strijd van soldaten en diplomaten. Even belangrijk is de strijd om een waardige toekomst. Een toekomst waarin we veilig blijven, maar waarin we ook worden uitgedaagd om ons als individu ten volle te ontplooien. En even belangrijk als het gevecht om historische verworvenheden, is het gevecht om een betere samenleving. Onze belangrijkste frontlijn blijft de toekomst. Om die reden besloot ik te starten in een land dat zich in de voorhoede van de zoektocht naar het betere leven bevindt: Denemarken.
Denemarken is de gelukkigste natie ter wereld. Haar geheim leek voor mij te bestaan in het verzoenen van bestuurlijke efficiëntie en economische slagkracht met menselijkheid, duurzaamheid, creativiteit en identiteit. Ik zag Denemarken experimenteren met een vorm van vaderlandsliefde waarin de liefde centraal staat. Liefde voor medemensen, liefde voor natuur en liefde voor schoonheid. Ik zag de lijnen die de Vikingen kerfden in eeuwenoude runenstenen doorlopen in de Deense barok, de meubels van Hans Wegner en de technologie van Bang & Olufsen. Liefde voor de geschiedenis die zich vertaalt in het hedendaagse streven naar harmonie, trotsheid en schoonheid. Dat is vaderlandsliefde, het zoeken naar waarde ook in het dagelijkse leven, zoals de metselaar in het sprookje Iets van Hans Christian Andersen.
Het Deense progressieve patriottisme, zo meende ik, was niet angstig voor de wereld. Het koesterde de ambitie om de wereld duurzamer, stijlvoller en menselijker te maken. Maersk, de grootste rederij ter wereld, slaagt erin om zijn gigantische containervloot te vervangen door elegante en zuinige schepen: Deens design toegepast op 55.000 ton drijvend staal. Van een verbrandingsoven maken de Denen een skipiste, opgetrokken uit hagelwit staal en met sparren op het schuine dak. De installatie wekt energie op en alleen waterdamp wordt de lucht in geblazen. Dat gebeurt niet in grillige pluimen maar in ringen die geregeld uit de gestileerde schoorsteen puffen. ‘Het was even werken aan die rookringen, maar het is een statement. Schoonheid, duurzaamheid en functionaliteit gaan perfect samen’, legt architect Bjarke Ingels me uit. Ingels is met projecten in New York en Shanghai een wereldspeler. Achter zijn losse boordknoopje en nonchalante stoppelbaard schuilt een zakenman met een strak plan.
Kopenhagen beschouwde ik als de hoofdstad van het Europa van smaak en vertrouwen. Waar anders is het vertrouwen zo groot dat moeders hun buggy’s buiten aan de deur van een winkel laten staan? Waar anders is de stadskern zo dooraderd met creatieve ateliers waar vaklui technologie met verbeelding combineren? Kopenhagen is een stad op mensenmaat, maar ook een wereldstad. De mercantiele traditie wordt vandaag voortgezet door bedrijven als Maersk en Lego. Die bedrijven halen jaarlijks netto twintig miljard euro op uit de hele wereld. ‘Wij zijn een uitvoerder van creativiteit en kwaliteit en met de opbrengst maken we van onze samenleving een inspiratiebron. Dat is het geheim’, hoor ik van Jørgen Knudstorp, de grote baas van Lego. Zijn zakenkaartje is een Legomannetje dat lijkt op Knudstorp.
Donkere wolken trekken nu evenwel samen boven het progressieve paradijs. De Denen schokten de wereld met hun beslissing om waardevolle bezittingen van vluchtelingen af te nemen. Eerder dit jaar opperde een nationalistische politicus dat het tijd werd om het Duitse Sleeswijk weer in te lijven, waarbij de nare geest van twee bloedige wereldoorlogen plotsklaps werd gewekt. ‘De Fransen en de Engelsen waren bereid om ons Sleeswijk te gunnen in 1945, maar wij Denen hebben de kans toen niet gegrepen’, stelt parlementslid Soren Espersen. ‘Maar niets is blijvend, hè. Kijk maar naar de Krim in Oekraïne. Grenzen kunnen veranderen.’ Espersens Deense Volkspartij bezet twintig procent van de zetels in het parlement en is daarmee de tweede partij van het land. De Volkspartij wil de lutherse kerk beschermen tegen de islam, vluchtelingen weren en af van de Europese Unie.
Ik had Denemarken verschillende keren bezocht, maar nu keerde ik terug met één prangende vraag: loopt de Deense voorhoede vast? Komt het experiment met progressief patriottisme ten einde door een starre stellingenoorlog met de islam en verliest Denemarken daardoor zijn luister als inspiratiebron voor de rest van Europa? Om die vraag te beantwoorden, trek ik naar de wijk Nørrebro, in het noordoosten van de hoofdstad Kopenhagen. Ik vat er post op het terras van Café Taxa. Meteen valt het me op hoe deze wijk, zoals vele plekken in Denemarken, bakstenen architectuur van een lutherse soberheid combineert met een levenswijze die doet denken aan mediterrane uitbundigheid. Terwijl ik in mijn avocadosalade met lokaal geteelde radijsjes prik en me een pint uit een microbrouwerij geserveerd wordt, houden papa’s een oogje in het zeil op hun kinderen die spelen achter een haag van bakfietsen op het voetpad.
Ik heb afgesproken met twee jonge makers. Hanne werkt in een artisanale bakkerij en Peter maakt decoratie. Waarom werken jullie niet in zo’n hoofdkantoor van een groot bedrijf, vraag ik ze. ‘Ik heb voor zo’n bedrijf gewerkt,’ antwoordt Hanne, ‘maar ik had er gewoon genoeg van. Mijn werk leek zo betekenisloos. Het voelde alsof het leven me tussen de vingers door glipte. Nu heb ik echt de indruk met iets waardevols bezig te zijn en ik krijg die bevestiging ook van mijn klanten.’ ‘We moeten opnieuw de liefde en de schoonheid ontdekken in de dingen van alledag’, hoor ik van Peter. ‘We zijn een erg rijke samenleving, maar alles wordt zo banaal en voorspelbaar. Daardoor vernietigen we onze eigen kansen om creatief te zijn en maken we onszelf overbodig. Dat houdt geen steek.’
Mooi verhaal, knik ik, maar riskeert dit niet het zoveelste hipsterparadijs te worden, een stukje stad waar een kleine club makers neerstrijkt en vervolgens dikbetaalde kantoormannetjes de vastgoedprijzen de lucht in jagen? Ik wijs naar een van de bakfietsen: kost je vlot een maandloon, zo’n fiets. Hanne reageert snel: ‘We moeten vooral een voorbeeld stellen. Iedereen heeft er baat bij dat we in onze stad kansen creëren om met onze arbeid mooie dingen te realiseren, rijk en arm. Het probleem zit niet bij ons beeld van een nieuwe economie, maar bij de manier waarop de huidige economie georganiseerd is. Zelfs in ons land neemt de ongelijkheid toe.’ Peter bevestigt. ‘Juist. De multinationals in onze stad zijn geldmachines, maar het geld vloeit steeds minder naar de basis.’
Karrusellen
Ik trek verder de wijk in. Bijna tien procent van de bevolking leeft hier onder de armoedegrens en dertig procent is van vreemde origine. Het valt onmiddellijk op dat de stedenplanners hun werk doen. Een fietssnelweg verbindt de wijk met het centrum en langs de snelweg vind je vers aangeplant groen, speelpleinen, een oude loods die omgevormd werd tot een trefhuis, een hip plein dat bijna volledig rood en oranje werd geschilderd. Het stadsbestuur levert dus een inspanning, alsof het de charme van Café Taxa wil injecteren in een grauwe volksbuurt. Maar lukt dat ook? Ik stap binnen in Café Karrusellen, een bar die allerminst de pretentie heeft hip te zijn.
‘Ja, ik stem op de Volkspartij. Het is genoeg geweest. We hebben de eerste moslims zien komen. We hebben ze steun gegeven, maar wat hebben we in de plaats gekregen? Moskeeën en criminaliteit. Denemarken is nog een echte natie, weet u, ga ze dat maar in Brussel vertellen. We zullen dit zelf wel keren.’ Martin, zo stelt hij zichzelf voor. Pin-ups en voetbalhelden staren me aan vanachter de toog. Hier in Café Karrusellen hebben ze hun woede jarenlang zitten opkroppen: woede over de sluikse verkleuring van hun wijk en woede over de permissiviteit van de babyboompolitici. Wat verklaart toch dat het zo progressieve Denemarken sneller naar rechts opschuift dan veel andere West-Europese landen? Niet ver van Karrusellen wandel ik binnen bij Kebabistan, waar een potige Turk kool staat te hakken. ‘Kopenhagen is goed voor ons, maar je moet werken. Veel mensen werken niet. Maar zelfs als je werkt, zul je als migrant nooit volwaardig deel uitmaken van de Deense gemeenschap.’
Dat relaas heb ik elders in Europa al gehoord. Oude en nieuwe Denen beschouwen hun relatie als mislukt. Het is overigens echt niet alleen in voormalige arbeiderswijken als Nørrebro dat de spanning groeit. Ook de jonge en progressieve elite is boos. Ik verbaasde me er steeds over hoe studenten ongezouten hun aversie ten aanzien van de islam lieten blijken en hoe liberale denkers dat bevestigden. Bo Lidegaard bijvoorbeeld, kende ik al jaren als een bevlogen en vrijdenkend lid van de Trilaterale Commissie. Vorig jaar hekelde hij plots de multiculturele samenleving.
Hygge
Lidegaard, die lange tijd hoofdredacteur was van de invloedrijke krant Politiken, wijst naar de geschiedenis. Denen hebben altijd flink van zich af moeten bijten, verklaart hij, tegen Duitse bezetting bijvoorbeeld. Als antwoord daarop zijn de Denen vooral in hun eigen kracht gaan geloven. Meer dan twee op de drie Denen voelen zich volgens de European Social Survey erg verknocht aan hun land. België en Nederland zijn hun lot veel meer gaan verbinden aan de Europese integratie. Zestig procent van de Denen vindt overigens dat sommige culturen superieur zijn aan andere. Ook dat is flink meer dan elders in Europa. De sociale cohesie, het vertrouwen en de kameraadschap zijn erg groot en leverden een geborgen samenleving op. Hygge noemen ze dat hier. Ik interpreteer het als gezelligheid, huiselijkheid en veiligheid. Denen beseffen dat hun samenlevingsmodel uniek is. Als het op het verdedigen ervan aankomt, schuilt er in elke Deen nog steeds een Viking. Het verklaart waarom de Denen met hun Mohammedcartoons, hun strenge migratiebeleid en hun troepen in Irak vooroplopen in de strijd tegen de radicale islam.
Naar binnen toe is Denemarken een paradijs, naar buiten toe kan het gesloten zijn als een fort. Struinend door Kopenhagen bleef ik me vragen stellen. Zou het progressieve patriottisme echt ontaard zijn in protectionisme? Dat falende samenlevingen hun stekels opzetten, daar kon ik inkomen, maar is het ook onvermijdelijk dat succesvolle samenlevingen zich afsluiten? Een speurtocht door de cijfers leert dat de werkelijkheid wat complexer is. Denen zijn eigenlijk helemaal niet tegen immigratie en ze blijken zelfs veel opener te staan voor moslimmigranten dan België en Nederland. ‘We zijn niet tegen migratie, maar we zijn met minder dan zes miljoen Denen en als we wat ons dierbaar is willen behouden, dan kunnen we niet anders dan duidelijke eisen stellen en de instroom doseren’, hoorde ik van een van de gasten in Karrusellen. De Denen kanten zich niet meteen tegen nieuwkomers, als het er niet te veel zijn.
Denemarken is geen bange en xenofobe samenleving, komt het mij voor, het is een trotse en zelfverzekerde samenleving. Bezorgd, dat is misschien nog de beste beschrijving, en dat is niet hetzelfde als bang. Bezorgd om hun hygge te verliezen als de globalisering en de migratie te opdringerig worden. Toch vrees ik dat ook de Denen zich kunnen verliezen in hun strijd met de islam en dat het positieve patriottisme plaatsmaakt voor negatief nationalisme. Er zijn minstens twee grote terreuraanslagen verijdeld in Kopenhagen en in 2015 viel een geradicaliseerde man een cultuurcentrum binnen met een automatisch geweer. Sindsdien hebben de Denen hun stekels opgezet. Ze reageren met anti-islamcartoons, met islamkritische tentoonstellingen, met grappen over de profeet, maar ook met repressie in wijken met veel moslims.
De kans bestaat dat daar meer gedonder van komt. Het islamextremisme voedt het nationalisme en het succes van de Deense Volkspartij. Het nationalisme keert zich ook steeds meer af van Europa en van de globalisering. Progressief wordt regressief, opbouw wordt afbraak. Het zou wel eens verder gevoed kunnen worden nét omdat Denemarken door zijn afhankelijkheid van bedrijven als Maersk erg kwetsbaar is voor nationalisme elders. En omdat een van de Deense gebieden een heel eigen onafhankelijkheidsnationalisme aan het ontwikkelen is en van Denemarken af wil. Dat gebied wordt mijn volgende bestemming: Groenland. (Foto credit) (Volgende halte: Groenland)