Libanon
In 2017 en 2017 trok ik voor Knack en Trouw langsheen de Europese buitenrand. Dit waren de belangrijkste haltes: Brussel | Hamburg | Berlijn | Kopenhagen | Nuuk | Kaliningrad | Baltische Zee | Vilnius | Riga | Tallin | Narva | Pskov | Sint-Petersburg | Minsk | Odessa | Kiev | Chisinau, Moldavië | Transnistrië | Boedapest | Belgrado | Vukovar | Bijeljina | Srebrenica | Sarajevo | Pec | Pristina | Skopje | Thessaloniki | Egeïsche Zee | Istanbul | Tyre | Baalbek | Beiroet | Caïro | Luxor | Bamako | Djerba | Sidi Bouzid | Dougga | Tunis | Algiers | Tanger | Aït-Ben-Haddou
‘Rechtdoor. Niet rechts, niet links.’ De gelaatsuitdrukking van de Libanese soldaat balanceert tussen plichtsgetrouwe gestrengheid en verbaasde behulpzaamheid. Wat doet die Belg hier op dit uur op de lege kustweg naar de Libanese grens? ‘Rechtdoor. Niet rechts, niet links’, bevestig ik en trek langzaam op. Even later bevind ik me in Libanon, een land met zes miljoen inwoners, grenzend aan Syrië, Israël en de Middellandse Zee. De bevolking is klein, opgeleid, welvarend en open. Libanon zou een baken van vrijheid en welvaart in de Levant kunnen zijn. Volgens de Griekse mythologie is het de geboorteplaats van Europa. Ik wil onderzoeken hoe de Libanezen nu naar Europa kijken en hoe ze zich verhouden tot hun buurlanden.
Tyre
De complexiteit van Libanon wordt zichtbaar bij aankomst die late avond in de stad Tyre. Aan de ene kant van de havenlaan schijnt een kerstboomkegel boven de zwarte leegte van de zee, aan de andere kant hangen portretten van de Iraanse religieuze leider Ali Khamenei. Boven de vissershaven schalt de oproep voor het avondgebed, maar de mannen in de kroegen blijven over hun glas bier naar de televisie staren. Van oudsher is Tyre een koppige stad. Waar nu kleine vissersbootjes dobberen, lagen drieduizend jaar geleden de galeien van de Feniciërs. Tyre had toen dezelfde rol als later Venetië, Brugge, Amsterdam en New York: het was een stad van vrijheid. De havenbuurt lag toen nog op een eiland, zodat de stad uit de greep van grootmachten als Perzië kon blijven.
Vrijheid wordt hier nog steeds gekoesterd. De strenge blikken van de religieuze leiders langs de invalsweg ten spijt, tref ik in mijn pension vier dansende vrouwen aan: grootmoeder, dochters en kleindochter zetten de bloemetjes buiten op het ritme van Libanese en Egyptische hiphop. Beneden schuimspatten golven op de restanten van een oud fort. ‘Welkom in Libanon’, gebaart een van de omstaande mannen en we raken even aan de praat. ‘Denk maar niet dat godsdienst ons verhindert te feesten. De Koran is een filosofisch boek, net als de Bijbel. Het helpt ons bij het zoeken naar het goede leven en dat doen we in Tyre samen, want hier wonen moslims én christenen.’ De Libanese rode wijn bekoort en de muziek wenkt.
De ochtend erna slenter ik tobbend langs een oude Romeinse tempel. De zee glinstert. Een zwerfhond zont bovenop een kapiteel. Ik heb kennisgemaakt met de vooruitstrevende zijde van Libanon, maar ben benieuwd naar de keerzijde: de invloed van Iran, de rol van de sjiitische verzetsorganisatie Hezbollah en de omstandigheden in de minder gegoede geledingen van de samenleving. De uitbundigheid van de voorbije nacht niettegenstaande, blijft Hezbollah hier de baas. Dat was ook de boodschap van de soldaat langs de weg: je rijdt binnen in een andere wereld. Die wereld blijft oorlogsgebied. Kraters in de betonnen watertoren herinneren aan de Israëlische aanvallen van 1878, 1982 en 2006. Overal, werkelijk overal, hangen portretten van martelaren die voor Hezbollah zijn gevallen – in Libanon, maar ook in Irak en Syrië.
Hezbollah heeft zijn wortels in het turbulente verleden van de Levant. Eind jaren zestig begonnen de sjiieten zich te verenigen tegen vermeende discriminatie door de christelijke elite. Die beweging van de ontredderden radicaliseerde nadat honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen de economische toestand verder hadden bemoeilijkt en Israël wraakacties uitvoerde tegen de Palestijnse weerstand en Zuid-Libanon bezette. Hezbollah groeide uit tot een gewapende verzetsgroep, aangevuurd door Iran dat in de beweging een bondgenoot ziet in de rivaliteit met Israël. Hezbollah is het product van discriminatie, patriottisme en geopolitiek. Dankzij Iran beschikt de organisatie nu over duizenden raketten, artillerie en tanks.
Vanuit Tyre rijd ik naar het oosten. Dit was een tak van de Oude Zijderoute en de klim naar het binnenland verklaart de naam die reizigers ooit aan het gebied gaven. Libanon staat namelijk voor wit, het wit van de bergtoppen die uit het warme mediterrane bekken oprijzen. De bananenplantages van de kust wijken voor glooiende olijfgaarden en de besneeuwde Hermonberg. Het mooie landschap wordt evenwel toegetakeld door lelijke nieuwbouw.
Dit zuiden van Libanon wordt sinds 1978 in de gaten gehouden door soldaten van de Verenigde Naties: de langste ‘tijdelijke missie’ ooit. Nabij Nabatieh wordt een Syriëstrijder ten grave gedragen, een van de 1500 strijders die sinds 2014 in het buurland omkwamen. Iran betaalt Hezbollah om mannen te ronselen. Weduwes van de martelaars krijgen een flinke vergoeding. ‘Het is zoveel dat de dikke BMW’s die ze ervoor kopen aanleiding geven tot frustraties’, vertrouwt een diplomaat me later toe. In dit gebied, vlakbij de Israëlische en de Syrische grens, geldt een negatief reisadvies, maar nergens voel ik me onveilig en de mensen zijn vooral behulpzaam.
Dan opent zich de Bekavallei: de broodmand van de Levant. Sinds de oudheid worden hier cannabis en papaver verwerkt tot drugs. ‘Hier heersen clans’, wordt me uitgelegd. ‘Dit is van oudsher een erg arm gebied. De staat heeft er zich nooit veel van aangetrokken en de clans vinden dat ook niet erg. Ze verdienen goed aan de drugs en werken samen met Hezbollah.’ Naast drugsteelt bestaat er een andere lange traditie: wijnbouw. Wijnboeren en drugsbaronnen concurreren om de vruchtbare grond. ‘De pers is niet mild voor de Bekavallei, maar Europanen vergeten dat dit een van de beste terroirs ter wereld is’, verklaart Emile Issa-el-Khoury. Emile leidt het eeuwenoude Domaine des Tourelles. ‘Zelfs in de Bijbel werd verwezen naar Libanese wijn. We doen het goed met onze wijn, vooral in Europa, en dat helpt de Beka geleidelijk aan te transformeren van een drugsregio in een centrum voor wijn.’
Baalbek
Ik nader de stad Anjar. Langs de invalsweg wordt markt gehouden, maar wat verder doemen tentenconstructies van een heel andere aard op: vluchtelingenkampen. Eigenlijk is er van kampen niet eens echt sprake. Boeren verhuren hoekjes van hun land waarop Syriërs met hout, tentzeil en golfplaat een verblijf optrekken. Er bevinden zich ruim een miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon: de rijke helft in appartementen in de hoofdstad, de arme helft in deze nederzettingen. Humanitaire organisaties, laat staan Europese hulpagentschappen, lijken hier amper aanwezig. De ontheemden leveren strijd tegen de modder, de regen en de koude, want in de winter vriest het hier. Voor het tentzeil van een hutje, probeert een klein meisje de sintels van een houtfornuis te beschermen tegen druppels. Ze zou mijn dochter kunnen zijn. Elders is een handvol jongens in de gietende regen bezig met het sorteren van afval. Als ik passeer, kantelt hun geïmproviseerde kar op de doorweekte grond.
In de stad Baalbek heb ik in Taverne Ananas afspraak met een twaalftal leden van de culturele raad. De raad telt vertegenwoordigers van Hezbollah, maar ook onafhankelijken en opponenten. Er ontwikkelt zich een levendig debat. ‘Was je vroeger gekomen, dan hadden we je niet kunnen ontvangen’, steekt voorzitter Akhram Kleis van wal. ‘We werden toen bestookt vanuit de bergen door de IS. Vele jongeren hebben zich aangesloten bij Hezbollah. Ze hebben de IS verdreven, maar houden nog steeds de wacht in Syrië.’ Wat vinden de andere leden van de situatie? ‘Ik zit in de oppositie en ben dus geen lid van Hezbollah, ‘ valt onderwijzer Imad Gorly in, ‘maar als iemand je aanvalt, dan verdedig je je toch? Dat geldt voor de IS, maar ook voor Israël. Israël bezet nog steeds een stuk van ons land en schendt met zijn vliegtuigen bijna dagelijks de grenzen. Als er geen bezetting was, dan was er ook geen Hezbollah. Ik ben het niet eens met de economische aanpak van Hezbollah, maar ik steun hun weerstand.’
‘De overheid laat zich hier nauwelijks zien’, valt Hoessein de Raad bij. ‘Hezbollah bouwt scholen en ziekenhuizen. Het doet tenminste wat aan de problemen. Er zijn hier twee keer meer vluchtelingen dan lokale inwoners. We concurreren voor banen. We concurreren voor alles. Als jullie Europeanen problemen hebben met Hezbollah, wat is dan jullie alternatief? Waar zijn de Europese investeringen, de Europese bezoekers, de Europese diplomaten? Jullie noemen Hezbollah een terreurorganisatie, maar laten Israël doen. Een dikke tien jaar geleden nog vlogen de Israëlische Apache-helikopters hier in het rond. We voelen ons verbonden met Europa, maar waar blijft Europa?’ De conversatie gaat nog een tijd verder. Ik heb niet de indruk dat hier een georkestreerde lofzang op de organisatie aan de gang is, maar dat de frustratie jegens de halfslachtige aanpak van de internationale gemeenschap deze staalkaart van de lokale elite diep zit.
Palmyra Hotel
Na de discussie heb ik afspraak met de belangrijkste familie van Baalbek: de Hoesseini’s. Grootvader Hoessein el Hoesseini is de oprichter van de Amal-beweging en was voorzitter van het parlement. Toen Hezbollah in de jaren tachtig de wapens opnam, weigerde hij zich bij de beweging te vervoegen. De familie is nog steeds politiek actief en baat ook het historische Palmyra Hotel uit. Het gastenboek, goud op snee, is een tijdlijn van grootheden. Onder meer keizer Wilhelm II en Albert Einstein verbleven hier in een van de suites met uitzicht op de verbluffende ruïnes van de Romeinse Bacchustempel. De Hoesseini’s willen aankoppelen bij die kosmopolitische geschiedenis, westerse bezoekers aantrekken en een duw geven aan het jaarlijkse muziekfestival, dat in betere tijden artiesten strikte als Ella Fitzgerald, Miles Davis en Nina Simone – die naar zeggen van de Hoesseini’s in het hotel een hele fles champagne soldaat maakte voor haar optreden en stomdronken haar beste show ooit gaf.
Ali Hoesseini is gedecideerd: ‘Er is zo veel dat hier moet veranderen, maar alles begint in de geesten van de mensen. De islam moet gemoderniseerd worden. Die boodschap is niet nieuw. Neem Mohammed Abdoe, een belangrijke salafistische theoloog. In 1884 bezocht hij Parijs. Daar was er islam zonder moslims, stelde hij. Burgers gehoorzaamden de wet, de Code Napoleon. De straten waren zuiver en de passanten respecteerden elkaar. Dat zijn allemaal principes van de islam, maar wat trof Abdoe hier aan? Vuiligheid en wanorde. Hij stelde: “Ik ging naar het Westen en zag er islam, maar geen moslims. Ik keerde terug naar het Oosten en zag er moslims maar geen islam.” Ook vandaag zijn er hier dagelijkse moorden en heerst wetteloosheid. Ik ben moslim, maar we hebben een staat nodig die wetten kan afdwingen en in dat opzicht kunnen we leren van de Romeinen die ooit de tempels aan de overkant bouwden.’ Terwijl Ali zijn gedachten laat uitwaaieren sist de petroleumkachel en valt zacht licht door rode lampenkapjes op de sepiafoto’s van de bezoekers van weleer.
De ochtend erna doet de winterzon de tempel tussen de jagende wolken door warm-oker oplichten, met de besneeuwde bergtoppen op de achtergrond. Het is tijd om naar de hoofdstad Beiroet te vertrekken. Daar wordt me uitgelegd waarom de staat niet machtig kan zijn. De rijkdom wordt verdeeld door vijf baronieën, hoor ik van een politicoloog. ‘Hezbollah heeft misschien de hand in drugshandel, maar premier Saad Hariri gebruikt de staat om mensen gronden rondom Beiroet afhandig te maken en die door zijn vastgoedbedrijven te laten ontwikkelen. De clanpolitiek heerst ook in de hoofdstad. Elke baron laat zijn wijk afzetten met betonblokken en controleposten. Het leger wordt geprivatiseerd en de hele stad kampt met een verkeersinfarct.’
Wat brengt de toekomst? De Nederlandse ambassadeur in Libanon, Jan Waltmans, onderstreept het belang van onderwijs en ondernemingszin. Mensen zitten echt niet te wachten op een nieuwe burgeroorlog. ‘In Tripoli, bijvoorbeeld, liepen de spanningen tussen soennieten en alawieten op. De economische problemen zijn groot. Een jongen zei me dat hij voor 200 dollar wel zou gaan vechten. We hebben het leger een grasveldje laten aanleggen en ze spelen nu voetbal. Het is een kleine bijdrage, maar Europa kan en moet een verschil maken.’ Als ik door de duistere stad loop, haal ik me de woorden van de beroemde dichter Kahlil Gibran voor de geest: ‘Jij ziet Libanon vol problemen’, schreef hij. ‘Ik zie Libanon vol schoonheid. Jouw Libanon is een plaats van intrige en conflict, mijn Libanon is er een van dromerige valleien. Jouw Libanon is in verval, het mijne leeft voor eeuwig.’ (Volgende halte: Egypte)